als de wolfsmelk haar blaartrekkende werk heeft gedaan wrijf ik
wat norse zaaddoosjes uit mijn ooghoeken. vandaag een nieuwe dag
onder een onzichtbare maan. in de nacht vloog een kerkuil voorbij, wit sjabloon
tegen het dak dat donkerder was dan de lucht erachter.
ik bedoel maar, dat is wat we zien.
legio lagen liggen verborgen. zo kunnen de meest
gewone woorden geheimtaal zijn voor iets wat dieper gelegen is.
je zegt: wolfsmelk, je zegt: maan. maar eigenlijk gaat het over de waan
van een mol die denkt dat hij een elf is.
je zegt: kerkuil, je zegt: sjabloon. maar eigenlijk gaat het over een kuil
waarin wij ons uitrekken, bloot in de as.
je zegt: zaaddoosje, terwijl het over het aas van de dood gaat.
gedeeltelijk. want ook onder de geheime taal ligt een andere waarheid.
je zegt: andere waarheid, ja, dat is de wand die haar, de waarheid zelf,
afscheidt van de dieren.
ook de kerkuil is een dier. hoewel ze in de nacht op mij overkwam
als een poort naar iets waarvoor ik nog altijd
het woord niet heb gevonden.